HOOFDSTUK II. 91 allen vatten de hun toevertrouwde taak met ijver op en mogten al bij name van de armenscholen eenige klagten worden geuit, dit betreft in geenen deele het aldaar werkzaam personeel. VAN HET OPENBAAR ONDERWIJS. VAN DE ONDERWIJZERS. Art. 18 en 30 der wet. A. Hulp aan onderwijzers verleend. In de eerste openbare school, met eene bevolking van circa 196 in dag- en avondschool, werd de hoofdonderwijzer bijge staan door 5 hulponderwijzers en 2 kweekelingen. Door de vermeerdering van het hulppersoneel van 4 op 5 is in eene wezenlijke behoefte voorzien en thans mag de hulp, den hoofdonderwijzer verleend, voldoende geacht worden. Nog moet worden vermeld dat de beide kweekelingenoud, achttien en zeventien jaren, en jongelui van goeden aanleg zeer veel diensten aan het onderwijs hebben bewezen. Aan de 2e of tusschenschool van gemiddeld 367 leerlingen in dag- en avondschool, waren 5 hulponderwijzers en 2 kwee kelingenallen van de normaalschoolmet de hoofdonderwijzers werkzaam, terwijl door 2 hulponderwijzeressen van de armen school voor meisjes des Woensdags- en Zaterdags-namiddags onderrigt werd gegeven in de vrouwelijke handwerken. In de armenschool voor jongens, van gemiddeld 220 leer lingen, vond de hoofdonderwijzer hulp in de medewerking van 3 hulponderwijzers, evenzoo in de herhalingschool. Aan de armenschool voor meisjes, van gemiddeld 180 leerlingen, stonden den hoofdonderwijzer ter zijde 2 hulponderwijzeressen, waarvan de eene den rang van hoofdonderwijzeresse heeft* Deze hulp mag naauwelijks voldoende lieeten en te wenschen ware 't dat een a twee meisjes-kweekelingen aan deze school konden worden verhonden. Overigens voldoet de hulpden hoofdonderwijzer verleendin ruime mate aan de eischen der wet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1876 | | pagina 94