Verslag wegens den toestand der administratie van het burgerlijk armbestuur in de gemeente Breda over het jaar 1878, aan den Raad dier gemeentenaar aanleiding van artikel 19 der verordening, rege lende de burgerlijke armenverzor ging alhier. 98 Bijlage 11. Alvorens de uitkomsten bloot te leggen welke onze ad ministratie over 1878 heeft opgeleverd, achten wij het wenschelijk U te herinneren, dat, volgens het verlangen van Heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie, op 1° Januari 1878 eene splitsing onzer administratie heeft plaats gehad. Als een gevolg daarvan werden de uitgaven aan armenzorg uitgeoefend als maatregel van politie rechtstreeks uit de gemeentekas betaald en verbleef tot onzen werkkring alléén de zorg voor de gewone armen, waarbij wij voor dat deel ook geldelijk door de gemeente ondersteund werden. Wij achten ons niet geroepen te beoordeelen, in hoeverre deze verandering al of niet eene verbetering kan genoemd worden; wij nemen haar enkel aan als feit, waarbij het ons vergund zij U te doen opmerken, dat de splitsing niet anders was dan finanüeel, daar de armenzorg als maat regel van politie bleef berusten bij onze administratie. De bemoeiingen van het gemeentebestuur in deze behoefden wij dan ook niet verder te doen gaan dan het betalen dei- door het burgerlijk armbestuur goedgekeurde rekeningen behalve die van de Stads-Apotheekwelke inrichting een eigen Commissie van beheer heeft. Tot de armenzorg als politie-maatregel werd geacht te behooren het verplegen van behoeftigen in het R.-K. Gasthuis en in het stedelijk Ziekenhuis, alsmede het dragen van de kosten der Stads-Apotheek, van doodkisten en begraven, en het verleenen van reispenningen en vervoer. Wij meenen hierbij te moeten aanteekenen dat het huis waarin de Stads-Apotheek gevestigd is, gebouwd is uit de fondsen onzer administratie, weshalve ook deze een niet onaanzienlijk deel heeft gedragen in de kosten dier inrich ting over 1878.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1878 | | pagina 101