HOOFDSTUK III. HOOFDSTUK IV. 80 Art. 37 39 der wet VAN HET BIJZONDER ONDERWIJS. In den loop van 1878 zijn door Burgemeester en Wethouders aan 7 personen uitgereikt de bewijzen bedoeld bij art. 37 litt. C der wet op het lager onderwijste weten Aan de Heeren J. W. Leijds, D. A. G. Vastenou en F. Achterbergdie allen het voornemen hebben te kennen gegeven werkzaam te zijn aan de bijzondere school van het departement Breda der Maatschappij tot nut van het algemeen. Aan Mejufvrouwen H. J. Wegerif, Y. Camstra, en Jonk- vrouwe de Lannoij allen voor de bijzondere school voor- jonge jufvrouwen van Mejufvrouw Voswinkel-Dorsselen be stemd en aan Mejufvrouw G. Hooftmandie verklaard heeft zich als huisonder wij zeresse hier ter stede te vestigen Voorts is bij Koninklijk besluit van 18 Mei aan Mejuf vrouw A. C. B. Peeters geboren te Esschen vergunning verleend hier te lande onderwijs te geven. De bijzondere Scholen door Corporatiën opgerigt, bloeiden even als in vorige jaren; de andere gingen niet achteruit, en van de onderwijzers en onderwijzeressen kan de Commissie getuigen dat zij loffelijke pogingen aanwendden om hunne scholen in bloei te doen toenemen. Art. 5257 der wet. De Commissie vergaderde, behalve in buitengewone zit tingen geregeld den laatsten Zaturdag van iedere maand hare vergaderingen werden nu en dan door den Heer Schoolopziener bijgewoond. Het bezoek der scholen zoo openbare als bijzondere, dooi de daartoe aangewezen Sub-commissiëngeschiedde naar 't voorschrift der wet. Overtredingen der wet of der verordeningen op het lager onderwijs had de Commissie niet te constateren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1878 | | pagina 83