HOOFDSTUK III.
GEMEENTEBESTUUR.
Personeel.
a. De uitkomsten der zesde tienjarige volkstelling
hadden ten gevolge dat in deze gemeente het getal
leden van den raad met twee moest worden vermeerderd.
Bij aanschrijving van de Gedeputeerde Staten dezer
provincie van den 10 Maart 1881 G. N° 108, 2 afd.
(bijblad n° 37), werd bepaald dat de verkiezing van
nieuwe leden zou plaats hebben tegelijk met de period ieke
aftreding van het een derde der leden; en dat na
afloop dier verkiezing nieuwe roosters van aftreding-
zouden worden vastgesteld, en vervolgens door het lot
bepaald tot welke aftreding elk der nieuw optredende
leden, (waaronder zijn begrepen die ten gevolge van
de periodieke aftreding zijn gekozen of herkozen)
zal behooren.
De verkiezing had plaats den 19 Julij 1881, waarvan
den uitslag in het vorig hoofdstuk is medegedeeldterwijl
ten gevolge van den vastgestelden nieuwen rooster
van aftreding door het lot werd bepaald dat de zeventien
leden, waaruit de gemeenteraad alsnu is zamengesteld
zullen aftreden als volgt
In 1883.
De Heeren
Mr J. H. van Mierlo,
Mr M. P. M. van Dam,
A. H. Kuppens,
E. H. A. Guljé,
F. J. M. Heylaerts.
In 1885.
De Heeren
G. van Alphen,
F. Rikkers,
J. J. Nelissen.
Ml' A. G. D. Pels Rijcken,
Mr E. de Man Ez.
J. A. van Aken