76 Voor zoo verre ons bekend, zijn geene nieuwe werktuigen ingevoerd, of aan bestaande verbeteringen gebragt. Overeenkomstig de wet van den 2e Junij 1875 (Staatsblad n° 95) werden door ons in 1881 de volgende vergunningen verleend voor het oprigten van inrigtin- gen, als: aan J. A. delaCour voor eene goud-en zilversmederij; aan G. Burgers, voor eene slagterij aan L. Verhagen, voor eene gaskrachtmachine voor zijnen mostaardmolen aan J. E. Vreede, voor een stoomwerktuig in zijne bierbrouwerij aan J. C. van der Riet, voor eene koperslagerij, aan V. Leurs, voor een stoomwerktuig in zijne fabriek van suikerwerken. aan H. A. Ernst, voor eene broodbakkerij aan J. P. Genabeek, voor eene lood- en zink werk er ij. aan G. van Boxtel voor eene smederij aan W. van Oers, voor eene slagterij. aan F. Teurlings, voor eene stoombakkerij, terwijl aan P. J. van Aalst, meubelmaker, aan G. Ballintyn, brood- en koekbakker en aan A. Pennock, fabriekant van bedden, allen te Breda, vergunning werd verleend te mogen voeren eerstgemelde het wapen van en de Koningin; den tweeden het Koninklijk wapen, H. H. M. M. den Koning en den laatsten het wapen van H. M. de Koningin. Bij gelegenheid dat in deze gemeente in de maand Augustus 1881, het XVIII Nederlandsch taal- en letterkundig Congres werd gehouden, had in de zalen van het stads teeken-instituut te'gelijk met de tentoon stelling der prijsteekeningen van de leerlingen dier inrigting, eene tentoonstelling plaats van voorwerpen vanKunst en Nijverheid, daartoe vanwege de Maatschap pij van Nijverheid te Haarlem, welwillend afgestaan. Het fabriekwezen gaat steeds vooruit, terwijl de ambachten in bedrijvigheid toenemen. Omtrent meerdere bijzonderheden wordt verwezen naar het verslag van de kamer van koophandel, het welk onder bijlage G hierachter wordt aangetroffen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1881 | | pagina 80