124
Het was ons onmogelijk iets van de toegestane subsidie
te sparen, niettegenstaande wij onze uilgaven steeds tot
het allernoodzakelijkste beperkten, en slechts bedeelden,
nadat wij zekerheid hadden verkregen, dat onze giften
in dringende behoeften voorzagen. Daarom mijne heeren,
kunnen wij niet enders, dan de belangen der armen,
U allen aanbevelen.
BREDAden 14 Februari 1884.
Het burgerlijk armbestuur:
L. INGEN-HOUSZ,
Voorzitter.
A. J. B. STAP,
Rentmeester