235,000 moest worden belegd, om uit de rente daarvan
de tractementen en school benoodigdheden te bekostigen.
Eene Ambachtsschool was voor velen, ja laat ons het eerlijk
erkennen, voor de meerderheid in Breda, een ongekende
grootheid. Men wist ja dat zij bestonden, menigeen had er
van gelezen, men kende hel streven, maar het innerlijke dei-
zaak was tamelijk onbekend.
Teneinde derhalve zoo m gelijk en zoo veel ncodig met de
Ambachtsscholen bekend te wor 'en en uit die kennis af le
leiden wat men moest doen om aan den wil van den lega
taris op eene loyale wijze gevolg te geven, benoemde de
Gemeenteraad bij besluit van den 18 Juni 1881, eene com
missie tot het doen der voorbereidende werkzaamheden om
trent het lot stand brengen der Ambachtsschool. Deze
commissie bestond uit de hcercn Eo. Guljé Weihouder,
Juu F. Backer, J. E. Vuelde en J. J Nelisse.v, leden van
den Raad en G. Lamers Gemeente-architect.
Onnoodig zal het zijn u te bewijzen dat die werkz amheden
geruimen lijd vo derden, verschille de in w rking zijnde am-
b chtsscholen in ons land moest n bezo lit en aldaar gege
vens en inlichtingen zoowel van de besturen als van de
Directeuren dier scholen worden ingewonnen en verzameld,
zoodat die eommissie pas in do gelegenheid was, den 2 L
Februari 1883, verslag uit te brengen en ran uwe verga
dering de vo.irstellen deed welke aan het slot van dit ver
slag onder de letters a, c, d, e en /"zijn opgenomen.
In eene daarop volgende raadsvergadering was dat rap
port een onderwerp van beraadslaging en werd deeonclusie
daarvan met algemeene stemmen aangenomen.
Als gevolg daarvan werd naar aanleiding van lelt. c. der
conclusie van het rapport door Burgemeester en Weihouders,
als voorzitter der difinitieve commissie van besluur, uitvoe
ring en toezicht aangewezen, de heer Wethouder Ed. Guljé en
door den gemeenteraad tot Icdendcr commissie benoemd de