1 JO meer ontwikkelden en onbegrijpelijk voor de minder geoefendeft. Wat liet onderwijs in handteekenen betreft, ook hierin werd eene splitsing gemaakt tussehen de verschillende leerlingen, Eenige van hen toch hadden reeds gebruik gemaakt van de gelegenheid om dit onderwijs te erlangen op de stadstee- kenschool terwijl anderen nog niets aan dit vak hadden gedaan, voor eerstbeginnende!! werd de methode Molkenboer gevolgd, terwijl de meer gevorderden teekenden naar plets- termodellen enz. Het lijnteekenen evenwel was voor allen eene onbekende zaak; voor allen was dus het hanteeren van het teekengeieedschap eene eerste vereisclite. Yoor vooraf gaande oefeningen in het Lijnteekenen werden de leerlingen eene reeks meetkunstige constructiën verklaard op het con- structie-teekenen of op lirt vak wat zrj beoefenden toepas selijk welke zij op papier moesten uitwerken tevens oefenden zij zich en scherpten hunne gedachten in het uit werken van eenige recht- en kromlijnige geometrische figuren zoowel in enkele lijnen als in kleur. Thans zijn alle reeds zoover hierin gevorderd dat iederen leerling reeds aangevangen is zich meer speciaal toe te leggen op dat gedeelte tan het lijnteekenen dat betrekking heeft op het vak dat hij beoefend. Het zijn evenwel slechts eerste beginselen zoodat van tee- keningen op groote schaal eigenlijk nog geen sprake kan zijn. Wat nu het practische gedeelte aangaat, hiermede moest van onder af aan begonnen worden, en wel door hun aller eerst de gereedschappen, werktuigen enz., waarmede zij moesten werken, te doen zien en verklaren, daarna koude huil lang zamerhand geleerd worden dat gereedschap te hanteeren om zoo doende eenige bedrevenheid in het gebruik daarvan te krijgen, volgens onze bescheiden meening is bet noodzakelijk bij het begin zoo eenvoudig mogelijk te werk te gaan om zoo doende van het eenvoudige tot het meer zamengestelde te komen. Zoo vingen de timmerlieden en meubelmakers aan met het schaven en zagen van eenig plank- en ribhout zoo

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1886 | | pagina 144