houden. Die overschotten blijven, volgens het bepaalde
bij art. 65 van het reglement, gedurende 20 maanden
ter beschikking van de pandgevers. Het onafgehaalde
vervalt na dien tijd ten voordeele van de Bank.
Aan de lokalen der Bank is, ter kennisneming van de
houders van pandbrieven, een lijst aangeplakt, waarop
het bedrag der overschotten en de vervaltijd is aangeduid.
Het overschot op verkochte panden bedroeg:
in 1887 (van twee verkoopingen) f 234,175
1888 vijf - 728,54
1889 vier - 659,18
Aan de houders van pandbriefjes is uitbetaald:
in 1887 f 28,64
1888 - 367,095
1889 - 437,92
In 1889 is als onafgehaald overschot op panden, ver
kocht in October en December 1887 en in Februari 1888,
aan de Bank vervallen een bedrag van f 198,72s.
Uit het volgend overzicht van de baten en lasten der
Bank gedurende de jaren 1888 en 1889 blijkt, dat de
finantieele uitkomsten zeer gunstig zijn, zoodat over 18S9
reeds het geheele bedrag der rente ad 4 °/0 van het
voorgeschoten kapitaal aan de gemeente kan worden uit
gekeerd.
Baten.
1888. 1889.
Renten van geloste panden f 2236,01 f 3007,30s
id. van verkochte panden - 606,41 - 334,41
Opbrengst opgelden van verkochte
panden- 190,97 - 155,47
Terugontvangen waarborgrechten - 27,52s - 11,02s
Onafgehaalde overschotten - - 198,72s'
f 3060,91s f 3706,93