«1.Ü
XXXIX,
schrijven, dat in den boezem der Commissie de meest mo
gelijke samenwerking zetelt.
Wij achten het hier de plaats een woord van welver
diende hulde te brengen aan den Directeur, den Heer J. J.
Harte, welke zijne betrekking steeds met opgewektheid en
ijver blijft waarnemen.
Ook het onderwijzend personeel gaf ons, in het afgeloo-
pen jaar, over het algemeen stof tot tevredenheid.
Het onderwijzend personeel bestond uit
J. J. Harte, directeur, jaarwedde f 1600,—
P. C. Baggus, onderwijzer timmeren - 700,
J. M. Smeekens, - 650,
M. Backx, meubelmaken - 700,
W. van der Eerden, smeden - 70O,
J. F. Baijens, schilderen - 650,
J. N. F. Buijning, handteekenen - 550,
J. K. De Bie, lager onderw. - 400,
Toen met 1 Mei het schooljaar met 97 leerlingen moest
worden aangevangen, bleek het dat tengevolge van het uiteen-
loopende in de mate van ontwikkelingwat betreft het
lager onderwijs, de leerlingen in verschillende klassen ge
splitst moesten worden, waardoor het onmogelijk werd, dat
de onderwijzer «De Bie» dit onderwijs met vrucht alleen kon
geven.
Gedrongen door die omstandigheid besloot de Commissie
bij brief van den 28 April 1889, n°. 49, aan Heeren
Burgemeester en Wethouders machtiging te verzoeken, in
overleg met den hoofdonderwijzer De Bie, een hulponder
wijzer met het geven van enkele lessen gedurende de
zomermaanden te belasten tegen eene belooning van ƒ1,
per les. Deze machtiging werd verleend, bij besluit van
Heeren Burgemeester en Wethouders van den 2 Mei 1889.
Deze maatregel eischle eene buitengewone uitgave voor
onderwijskrachten van f 96,
In navolging van het jaar te voren, zijn de onderwijzer»'