TOESTAND DER ADMINISTRATIE.
I
201
Mel dal tocziehl is speciaal belast ons deskundig medelid,
de Heer G. J. Marijnen
De kosten van onderhoud over 1890 beloopen ƒ45,43 s.
Met de hiervoor vermelde uilkomsten voor oogen, kan de
toestand onzer administratie niet anders dan gunstig genoemd
worden
Toch is dit zeer betrekkelijk Het getal onzer vaste be
deelden wordt grooler en kunnen niet losgelaten worden.
Dat van lijdelijkeri breidt zich ook uil, maar worden zoodra
de werkzaamheden weder beginnen, afgeschreven, voor zoo
ver wij dit doen kunnen. Hieruit volgt de meerdere uitdee-
ling in geld, brood, kleeding-, ligging en dekkingslukken.
Het getal der bestede personen is wel door overlijden en
door zelf in hun onderhoud te kunnen voorzien, verminderd,
maar zal weldra grooter zijn, ten gevolge de aanvragen om
besteed te worden. Dit zal tot gevolg kunnen hebben, dal
wij dan een klein saldo zullen overhouden.
Dankbaar erkennen wij de milde bijdragen van particulie
ren, ons gedaan voor extra uitdeelingen; zonder dat, zouden
wij mogelijk eene greep in onze kas hebben moeten doen,
waardoor wij zoo niet met een nadeelig, dan toch zeker met
een klein saldo hadden moeten sluiten.
Het zij ons vergund, Mijneheeren, de belangen der alge-
meene armen, voortdurend aan Uwe goede zorg aan te bevelen.
Bredaden 21 Februari 1891.
Het Burgerlijk Armbestuur,
L. Ingenhousz, voorzitter.
A. J. B. Stap, rentmeester.