twee hoogste klassen wordt zelfs een woord van
vermaning slechts zeldzaam noodig. Jongelingen van
die klassen doen meestal van zelf hun best, waar zij
met den grooten omvang en den belangrijken inhoud
der wetenschappelijke vakken meer bekend raken,
en op rijperen leeftijd de programma's van de
verschillende examens die hen wachten, voor oogen
hebben.
De bevolking der Hoogere Burgerschool was in
December 1891 75 leerlingen en 1 toehoorder.
Deze waren over de vijf klassen verdeeld als volgt
Op de eerste klasse 27 leerlingen.
tweede 20
derde 46
vierde 7
vijfde 5 en 1 toehoorder.
Deze verdeeling toont evenzoo als de statistiek van
vroegere jaren, dat verreweg het grootste deel der
leerlingen slechts van de drie laagste klassen ge
bruik maakt. Het verschijnsel vindt zijn eenvoudige
verklaring in het programma van het onderwijs en
den leeftijd der leerlingen.
In de twee hoogste klassen treden wiskunde,
werktuigkunde, natuurkunde en scheikunde op den
voorgrond het onderwijs neemt wegens de voorbe
reiding tot polytechnische en academische studiën
een meer wetenschappelijk karakter aan en de leer
lingen worden tot zelfstandig werken aangedrongen.
Wat daarentegen in de drie laagste klassen geleerd
wordt, mag noodig en voldoende geacht worden voor
een jongeling van 15 tot 17 jaren, die in den handel
of de industrie wil komen, of die bij de post;