248
Uit het slot van het dienstjaar 1891 blijkt, dat het
saldo zeer gering is, terwijl met gepaste zuinigheid,
vermoedelij k de uitgaven van 1892 door de inkomsten,
te verkrijgen door rente van het kapitaal plus de
opbrengst van schoolgelden en van gemaakte voor
werpen, wel zullen worden gedekt.
Blijft evenwel de bevolking der school toenemen,
dan zullen de uitgaven belangrijk stijgen, hoofdzakelijk
omdat alsdan behoefte aan uitbreiding van onderwijzend
personeel zal blijken.
Slechts twee middelen zijn aanwezig om aan die
eventualiteit te gemoet te komen en wel
1". door gebruik te maken van de betrekkelijke
verordening, waarbij bij gebrek aan beschikbare ruimte,
leerlingen wonende binnen Breda, in de eerste plaats
toe te laten en alzoo die van buitengemeenten te
weigeren, of wel
2'. door het verkrijgen van subsidiën de geld
middelen te versterken.
Welke van die middelen eventueel zal moeten
worden toegepast, is eene betrekkelijk groote vraag.
Leerlingen weigeren komt ons pijnlijk voor, te
meer nu allerwege met krachtige hand wordt gearbeid
om de opleiding van ambachtslieden te verbeteren.
Het tweede middel ware wellicht te beproeven,
vooral nu de Staat een begin gemaakt heeft met het
subsidieeren van ambachtsscholen.
Wij bevelen dit onderwerp in Uwe ernstige over
weging aan.
Ons zesdejaarverslageindigende, roepen wij wederom