26 c. Geineeute-iinibteiiareu en bedienden. In het personeel der gemeente-ambtenaren de politie uitgezonderd - had in 1894 geene mutatie plaats. Het door den heer gemeente-ontvanger II. C. Schauikes gevraagd en hij raadsbesluit van den gion December 4891 verleend eervol ontslag, treedt eerst in op 1 Mei 1892. Al werd dit ontslag aan een der eerste ambte naren van de gemeente, die gedurende meer dan 48 jaren haar met nauwgezetten ijver, voorkomendheid en waardigheid zijne diensten verleende, niet dati noode toegestaan, de Raad eerbiedigde de beweeg redenen, waarop het verzoek steunde. Over het gedrag en de plichtsbetrachting der ambtenaren en bedienden hebben wij in het alge meen reden tevreden te zijn. Bijgevoegde staat vermeldt de in dienst zijnde gemeente-ambtenaren en bedienden op 34 December 1894, benevens hunne jaarwedde, hun diensttijd enz. In dien staat zijn niet opgenomen het personeel, verbonden aan de verschillende inrichtingen van onderwijs, noch de ambtenaren of bedienden, door lijdelijke benoeming verplicht noch gerechtigd deel te nemen aan het Pensioenfonds dezer gemeente. De gemeente-geneesheeren en vroedvrouwen, welke, krachtens art. 2 der pensioen-verordening, mede geen aanspraak hebben op pensioen, zijn vermeld in hoofd stuk VI, vj V.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1891 | | pagina 40