41
»de belastingschuldigen, die door kwitantie kunnen
«aantoonen, dat zij voor hunne tenten of dergelijken,
»de belasting op tooneelvertooningen en andere open-
share vermakelijkheden alhier betaald hebben."
In voormeld advies werd het door den voorsteller
vooropgestelde beginsel, dat dubbele belasting zou
gevorderd worden, bestreden. Er wordt zoo luidde
o. ih. ons advies geen dubbele belasting geheven.
Het staangeld is huur van den gronddien men
inneemtafgescheiden van de vertooningen enz., waar
voor, door allen gelijk, afzonderlijk belasting betaald
woi'dt. Ingezetenen kunnen een eigen gebouw heb
ben vreemdelingen daarentegen kunnen gemeente
grond in gebruik nemen. Aan de laatsten zou derhalve
een privilégie worden toegekend.
In den loop der over dit onderwerp gevoerde
beraadslagingen, waarbij de heer De Booy zijne
zienswijze nader verdedigde en verklaarde, gaf de
heer Smits, als zijne persoonlijke meening te kennen,
dat bij kermis de belasting te hoog is, en stelde
voor, om art. 3 van het besluit tot heffing van belasting
op tooneelvertooningen en andere openbare verma
kelij klieden, bepalende, dat bij jaarmarkt of kermis
het dubbel van het verschuldigde zal geheven wor
den, geheel te doen vervallen. Dat dubbele betoogde
de heer Smits geeft den menschen den genadeslag.
De heer De Booy gaf alstoen boven het zijne de
voorkeur aan dat voorstel, als hebbende eene veel
wijdere strekking.
De zaak werd echter aangehouden en kwam weder
in behandeling in de raadszitting van 23 Mei 1891,
toen besloten werd het voorstel van den heer Smits
aan te nemen,