42
Benoeming
leeraren per
cursusjaar.
denking
zitting
Voor het eerst kwam in de raadszitting van 7
Februari 1891 ter sprake liet benoemen van leeraren
per cursusjaar. De heer Rombouts vestigde daarop
de aandacht, met het oog op de belangen van het
onderwijs, hetgeen tengevolge had het besluit, dat de
toen voorgestelde benoemingen zouden geschieden
per cursusjaar, met bepaling, dat het advies zou
gevraagd worden van de Commissie van toezicht op
liet middelbaar onderwijs alhier, om dit punt in de
betrekkelijke verordening als algemeenen regel te
stellen. Dit besluit kwam echter niet zonder be-
tot stand. Vervolgens kwam in de raads-
van 4 Juli 1891 een brief in van voormelde
commissie, waarin deze berichtte, dat het benoemen
der leeraren per cursusjaar, in 't belang van het onder
wijs, haar wel wenschelijk toescheen, doch bet haar
tevens voorkwam, dat een dergelijke maatregel in de
praktijk zou blijken niet uitvoerbaar te zijn. Die
brief werd ter visie gelegd en kwam in behandeling
in de zitting van den 8"te" Augustus 1891 ter gelegen
heid van de aan de orde gestelde benoeming van
twee andere leeraren. Het onderwerp werd vrij
uitvoerig besproken. De heer Rombouts kon niet
beamen de vrees door de voornoemde commissie
gedeeld en bleef van oordeel, daar de salarissen, in
verband met de oprichting van een Gymnasium, op
goede hoogte waren gebracht, dat er wel waarborg
bestond voor het zich steeds aanmelden van een vol
doend aantal sollicitanten. Door meer dan één lid werd
echter de benoeming per cursusjaar ontraden, doch
bij stemming werd weder daartoe besloten. Niet
werd echter besloten dit punt als algemeenen regel
in de verordening op te nemen, hetgeen te meer niet