OU lieer Nelissen voorgesteld de volgende wijzigingen in de betrekkelijke verordening: 1. In te lasschen als 4,l° alinea in art. 7 »Voor hem die, na op eigen verzoek ontslagen »te zijn, later wordt herplaatst, zijn de diensten «vóór het ontslag en die, na de herplaatsing bewe- »zen, gelijkelijk geldig." 2. Als 8st0 alinea in art. 20: «Gewezen gemeentelijke ambtenaren worden bij «herplaatsing ten opzichte hunner bijdrage in het «pensioenfonds niet als nieuw aangestelde ambte- «naren aangemerkt, behoudens hunne verplichting «tot aanzuivering' der atloopende korting, welke «hij den ingang van hun ontslag kan zijn ver- «schuldigd gebleven." 3. Als overgangsbepaling: «De bijgevoegde 4(le alinea van art. 7 en de «eveneens bijgevoegde 8<t0 alinea in art. 20 zijn «van kracht op alle vroeger ontslagen en later «herplaatste gemeente-ambtenaren en bedienden." 4. Artikel 9, letter B, te lezen, als volgt: «In het geval bij art. 5 voorzien 2/5 der wedde «of belooning, indien de belanghebbende minder «dan twintig, a/6 indien hij twintig of meer dienst- «jaren telt, mits hij beneden den respectieven «leeftijd zij in artikel 4 vermeld. Heeft hij den «genoemden leeftijd bereikt of wel meer dan «dertig jaren dienst, dan wordt het pensioen bere- «kend als sub a bepaald." Deze voorstellen werden omstandig toegelicht en gingen vergezeld van eene bijzondere toelichting van den heer Nelissen. Er werd toen besloten de stukken ter visie te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1891 | | pagina 74