457
herziening der algemeene politie-verordening, hare meening te
kennen over wijzigingen van artt. 90 en 91 dier verordening. Zij
kon zich vereenigen met de le zinsnede van art. 90, waarbij
zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders
verboden is riolen of leidingen te hebben of aan te leggen, waar
door water of andere vloeistoffen van gebouwen of erven in de
gemeenteriolen of openbare wateren worden afgeleid. De gezond
heids-commissie hield zich overtuigd dat aan de ingezetenen de
gelegenheid niet zou worden benomen hun keuken- en waschwa-
ter in de openbare riolen te doen afvloeien. Eveneens vereenigde
de gezondheids-commissie zich met de 2de zinsnede van dit artikel,
namelijk het maken en hebben van riolen, leidingen of andere in
richtingen, waardoor faeces middellijk of onmiddellijk in riolen of
gemeentewateren vloeien, beslist te verbieden. Het verbod tot
het maken van nieuwe beerputten op te heffen, en het maken
van nieuwe beerputten (art. 91 der algemeene politie-verordeningj,
moest de gezondheids-commissie aanvankelijk ontraden, daar zij in de
meening verkeerde dat er geen beerputten konden worden gemaakt,
die bepaald waterdicht zijn en blijven. Doch bij nadere inlichting
bleek dat er tegenwoordig zoodanige worden ingericht, dat zij
aan de gestelde eischen voldoen. Zij heeft dan ook, bij nader
schrijven, hare goedkeuring gehecht aan de voorgestelde opheffing
van dit verbod, mits die toegelaten beerputten aan de eischen
van volkomen waterdichtheid voldoen.
Den len Juli woonde de gezondheids-commissie eene vergadering bij
van de commissie voor de waterleiding, in welke het de allerbelang
rijkste vraag goldt, of het voorstel van den ingenieur Schotel, die de
vrees koesterde, dat er geene mogelijkheid zou bestaan om het water
voor de waterleiding in genoegzame hoeveelheid aan de heide te
ontleenen, dit uit de rivier „de Amer" te nemen, aannemelijk
was. Deze vergadering werd ook bijgewoond door den inspecteur
van het geneeskundig staatstoezicht, den inspecteur van den arbeid,
den ingenieur van den waterstaat, den ingenieur Schotel, den
stadsarchitect, den gemeente-secretaris en den directeur dei-
gasfabriek.
De voorzitter der commissie voor de Waterleiding, de heer mr.
J. H. van Mierlo, opende de vergadering en gaf een uitvoerig
relaas van de geschiedenis der waterleiding tot op het punt waarop