258
De toestand der ambachtschool in 1892 wordt blootgelegd in
het hier volgend verslagontvangen van de commissie van beheer
dier inrichting.
AMBACHTSSCHOOL TE BREDA.
Legaat Dr, L. F. W. VAN COOTH.
Verslag 1893.
Voldoende aan art. 7 der verordening van de ambachtsschool te
Bredaopgericht volgens testementaire beschikking van wijlen
dr. L. F. W. van Cooth, is het ons aangenaam U het verslag
over het jaar 1892 aan te bieden, zijnde het zevende sedert het
oprichten der school.
Ingevolge art. 3 der verordening treedt jaarlijks op den laatsten
December één lid der commissie af, dat dadelijk herkiesbaar is.
Volgens den daarvan bestaanden rooster was met 31 December 11.
de heer jhr. Backer aan de beurt van aftreding en werd hij
op aanbeveling van heeren burgemeester en wethouders, bij Uw
besluit van den 17dsn December 1892, als zoodanig herbenoemd.
De commissie bestaat alzoo uit de heeren: Ed. Guljé, voor
zitter Jhr. F. BackerJ. A. J. W. van HalP. J. van Aalst
W. J. Slechtriem, W. C. KoomansA. Vriends, ledenG. Lamers,
secretaris.
De commissie vergaderde geregeld éénmaal per maand en wel
gedurende de zomermaanden den eersten Donderdag en in de
wintermaanden den eersten Woensdag.
In de maand April werd eene buitengewone vergadering gehouden.
Volgens rooster zijn elke maand twee leden met het schoolbe
zoek belast geweest, zoodat alle leden met den gang en de be
hoeften der school vertrouwd zijn.
In de maand Maart bedroeg het aantal leerlingen 107, terwijl