259
het zich toen reeds liet aanzien, dat dit getal met den aanvang
van den nieuwen cursus, aanvangende 1 Meinog zoude vergrooten.
De behoefte aan meer onderwijzend personeel, speciaal in het
teekenenwas reeds lang geblekendoch wij deinsden terugter
wille der kosten, een voorstel dienaangaande te doen.
Met het uitzicht op het toenemend aantal leerlingen meenden
wij niet verantwoord te zijn met te weinig personeel, in verband
met het getal leerlingen, voort te werken. Immers het onderwijs
zoude daardoor schade lijden en de reeds gunstig bekende naam
van onze school verloren gaan. Steeds voortgaan of verbeteren
op den ingeslagen weg meenden wij als onze taak te moeten be
schouwen en zulks te meer nu het ambachtsonderwijs als eene
regeeringszaak wordt beschouwd.
Wij besloten derhalve aan heeren burgemeester en wethouders
in overweging te geven nog een onderwijzer in het timmeren in
dienst te stellen, bekwaam en geschikt tevens onderwijs te geven
in de laagste klasse van het lijnteekenenop een salaris aan
vankelijk van ƒ650.per jaar.
Heeren burgemeester en wethouders, zich met ons voorstel
vereenigende, deden eene oproeping van sollicitanten voor die
betrekking, waarvoor zich 46 personen aanmeldden om te worden
benoemd.
Na nauwgezet onderzoek omtrent bekwaam- en geschiktheid
werden door ons ter benoeming aanbevolen
L. C. van der Pol te Breda,
A. J. Bouwman Dordrecht,
P. A. Maas Breda,
waaruit bij besluit van heeren burgemeester en wethouders
van 25 April 1892 werd benoemd L. C. van der Pol op eene
jaarwedde van 650. De benoemde kwam met 1 Mei daaraan
volgende in functie.
Bij het indienen der ontwerp-begrooting voor het jaar 1893
gaven wijop goede grondenin overweging de bezoldiging van
den directeur te verhoogen met ƒ200 en alzoo te brengen op het
maximum, indertijd door Uwe vergadering daarvoor vastgesteld,
alsmede de bezoldiging van de onderwijzers Smeekens en Maassen
elk met ƒ50 te verhoogenzoodat die dan gelijk zouden staan met
hunne ambtgenooten.