23
In de raadszitting van 6 Augustus 1892 werd gelezen een brief
van den beer J. F. de Booij, waarin door hem werd medegedeeld,
dat hij, daartoe verplicht op grond van artikel 25 der gemeente
wet, had opgehouden lid van den gemeenteraad te zijn.
Voor het eerst werd de heer De Booij als raadslid benoemd
den 3den Augustus 1881. Doordat hij van 15 Mei 1883 tot 3 Au
gustus 1887 geen zitting had, werd door hem alzoo gedurende
ongeveer 7 jaren" aan 's Raads werkzaamheden deelgenomen.
Kort daarop, en wel 13 September 1892, overleed de
heer mr. A. C. D. Pels Rijckensedert 16 Juli 1879 lid
van den Raad der gemeente.
Toen de Raad daarvan officieel kennis nam in zijne
zitting van 24 September 1892, legden burgemeester en
wethouders, bekend met 's Raads gevoelen jegens den ont
slapene, zoo bekwaam als rechtsgeleerde en geëerd om
zijne werkzaamheid en persoonlijke hoedanigheden, een
bereids ontworpen adres van rouwbeklag aan de familie
over, dat onveranderd werd goedgekeurd.
In waarheid leed de Raad, door het overlijden van den
heer Pels Rijcken, een groot en nog altijd betreurd verlies.
Zijner nagedachtenis zij dankbare hulde en eere!
In de zitting van 15 October 1892 kwam een brief in van den
heer mr. J. H. van Mierlo, houdende bericht dat hij uit hoofde
van zijnen gevorderden leeftijd ontslag nam als lid van den Raad
der gemeente Breda, onder dankbetuiging aan zijne medeleden
voor de welwillendheid van hunne zijde ondervonden.
Dit bericht, zoo kort volgende op de reeds geleden verliezen,
trof den Raad ten zeerste en ontlokte menige ontboezeming van
leedwezen. Onomwonden toonde de Raad, dat hij zoo gaarne den
heer Van Mierlo, die 27 jaren in den Raad zetelde, in zijn mid
den behouden had. En werden zijne verdiensten als raadslid om
strijd gehuldigd, zelfs werd gevorscht naar de mogelijkheid om
hem op zijn besluit te doen terugkomen.