42 De Booij eene memorie van beantwoording in op het advies van de commissie, naar aanleiding van de door hem voorgestelde wijzigingenwelk stuk ter visie werd gelegd. De commissie namelijk had geadviseerd, geen dier wijzigingen aan te nemen. In de raadszitting van 27 Februari 1892 kwamen de voorstellen van de heeren De Booij en Rombouts nader aan de orde. Allereerst werden behandeld de voorstellen van den heer De Booij. Voorstel I. «Pensioen wordt verleend aan de van wege de ge- meen te aangestelde en uit hare kas of die eener haar onderge- «schikte inrichting bezoldigde ambtenaren en bediendendie voor «hunne aanstelling ten genoegen van burgemeester en wethouders «het bewijs zullen hebben geleverd, dat zij vrij van ziels- en «lichaamsgebreken en volkomen geschikt zijn tot de aanvaarding «hunner betrekking enz." Ten aanzien van dit voorstel betoogde de heer Romboutsdat hoewel hij het in principe eens was met de voorgedragen bepaling, deze echter niet thuis behoort in de verordening voor het pensioen fonds. Die verordening regelt enkel de gevolgen van het verkregen eervol ontslag. De heer Ileijlaerts verklaarde, dat hij het wel eens zou zijn met den heer Rombouts, indien er geen beletsel ware, dat de bepaling wierde opgenomen in de verordening, rakende de politie, wier beambten ten deze bijzonderlijk op den voorgrond traden. Ten aanzien van agenten van politie bleef spreker het als een eisch beschouwen dat zij vóór hunne benoeming aan keuring werden onderworpen. (1) Nadat de voorsteller (de heer De Booij) alsnog zijn voorstel verdedigd had, werd het aan stemming onderworpen en met meerderheid van stemmen verworpen. Voorstel II, strekkende bij art. 11, als 2e alinea te doen volgen: «Ook kan op voordracht van burgemeester en wethouders, zulk «een pensioen worden verleend aan hen, die zonder dit aan te «vragen het recht van pensioen volgens art. 4 hebben verkregen, «maar wier diensten niet meer in het belang der gemeente wen- «schelijk worden geacht", onderging eenzelfde lot. (1) Zie het gerelateerde hierna; Geneeskundig onderzoek politiebeambten bij benoeming.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1892 | | pagina 61