44 sbelooningenbrengt geene wijziging van den eens bepaalden «grondslag te weeg. «De grondslag van de bijdragen van bij de vaststelling van sart. 21 bis in dienst zijnde ambtenaren, die eene percentsgewijze sbelooning geheel of gedeeltelijk genieten, wordt niet dan op «hunne aanvrage veranderd, mits die aanvrage geschiede vóór »1 Januari 1893." 6 Februari 1892. In deze zitting diende de heer De Booij in: ktwezen "1°. Ontwerp-verordening tot heffing van staangelden op de [meester. dagelijksche markt, zoomede op de vóór- en najaarsmarkt binnen de gemeente Breda. 2°. Ontwerp-verordening op de invordering van staangelden op de dagelijksche markt, alsmede op die van vóór- en najaars markt te Breda. 3°. Ontwerp-instructie voor den marktmeester. Besloten werd deze stukken te laten drukken. In de zitting van 21 Mei 1892 dienden burgemeester en wet houders U daaromtrent van praeadvies, waarbij op den voorgrond werd geplaatst, dat het hun niet gebleken was, dat de bestaande verordeningen op het marktwezen verouderd waren, gelijk de voorsteller had gemeend. Voorts werden inlichtingen gegeven omtrent de benoeming van een marktmeester. Nadat de heer De Booij het doel van zijn voorstel nader had verklaard, ontwikkelde de heer Rombouts omstandig de bedenking, dat de benoeming allerminst van den marktmeester voor de kermis aan burgemeester en wethouders is opgedragen; daarbij voegende, dat in geen geval een politie-beambte tot marktmeester kan worden benoemd. De heer Pels Rijcken wenschte daarentegen te handhaven de verordening van 1888, welke de macht van benoeming gelegd heeft in handen van burgemeester en wethouders. Die zienswijze achtte evenwel de heer Rombouts niet aanneme lijk; er op wijzende, dat de bestaande verordeningen gewagen van twee verschillende personen, terwijl er maar één marktmeester moet zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1892 | | pagina 63