46 »In de raadszitting van 25 Juni 1892 werden door den heer «Rombouts de volgende voorstellen gedaan: 1°. «in te trekken het raadsbesluit van 27 Maart 1886, waarbij «de benoeming van een marktmeester aan burgemeester en wethouders wordt opgedragen. 2°. «te bepalen, dat tegen 1 Januari 1893 de benoeming zal »geschieden door den Raadop eene aanbeveling van twee «personen, door burgemeester en wethouders in te dienen, «na voorafgaande oproeping van sollicitanten, terwijl deze «titularis tegelijkertijd zal zijn de marktmeester voor de «jaarmarkt en kermis. 3°. «dat de Raad eene instructie zal geven aan den markt- «meester en daarin de bepaling zal worden opgenomen, «dat hij zal stellen een zakelijken borgtocht ten bedrage «van drie honderd gulden. «Die voorstellen, welke vergezeld gingen van eene uitvoerige «toelichtende memoriehebben bij den Raad gecirculeerd en kwa- «men aan de orde in de raadszitting van 6 Augustus jl. «Toen werd besloten de stukken in handen van burgemeester «en wethouders te stellen, ten einde hun advies daarover te doen «kennen. Daaraan hebben burgemeester en wethouders de eer «thans gevolg te geven. Zij stemmen in met de zienswijze van den «voorstellerdat een politiebeambte niet tot marktmeester benoem- «baar is, noch door den burgemeester, die het recht van benoe- «ming mist, noch door den Raad of burgemeester en wethouders, «die niet beschikken kunnen over het politiepersoneel. «Alzoo zal de te benoemen functionaris niet tot het politie-perso- «neel moeten belmoren. t>Wie de benoeming doen zal, hetzij de Raad of burgemeester sen wethouders, vordert eenige meerdere beschouwing. «Het is U bekenddat de Raad in zijne zitting van 27 Maart «1886 heeft uitgemaakt, dat artikel 1 der verordening op de «invordering van een marktgeld op de dagelijksche algemeene «markt zóó moest verstaan worden, dat burgemeester en wet- «houders den marktmeester te benoemen hebben. «Deze interpretatie nu kan, naar het oordeel van burgemeester «en wethouders niet door eene tegenovergestelde uitlegging gevolgd «worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1892 | | pagina 65