47 »Het blijft alzoo vaststaan, dat burgemeester en wethouders «benoemen den marktmeester voor de dagelijksche algemeene markt. »üe gemeenteraad behoudt echter het recht den marktmeester «voor kermis en najaarsmarkt te benoemen. «Doch twee marktmeesters behooren er niet te zijn. «In deze omstandigheden komt het burgemeester en wethouders «meest geraden voor, dat voorbedoeld recht mede aan hen worde «afgestaan, ook omdat alsdan de verordening op de dagelijksche «markt niet behoeft gewijzigd te worden. «Burgemeester en wethouders hebben mitsdien de eer te advi- «seeren, dat de Raad zal besluiten: 4°. «dat te rekenen van den len Januari 1893 de marktmeester «niet meer zal zijn een politiebeambte. 2°. «dat de functie van marktmeester zal bestaan uit die voor «de dagelijksche algemeene markt en voor kermis en na jaarsmarkt. 3°. dat de benoeming van den marktmeester voor de kermis «en najaarsmarkt mede aan burgemeester en wethouders «worde opgedragen. 4°. «dat de wedde worde behouden op de som van twee hon- «derd gulden per jaar. 5°. «dat in de door burgemeester en wethouders aan den «nieuwen marktmeester te geven instructie, de bepaling worde «opgenomen, dat hij vóór zijne indiensttreding zal stellen «een zakelijken borgtocht van drie honderd gulden, tot zeker sheid van zijn richtig beheer.» Op dit advies geeft de heer Rombouts te kennen, dat door hem niet beaamd werd het gevoelen van burgemeester en wethouders dat op het besluit van 27 Maart 1886 niet zou kunnen terugge komen worden, doch aangezien het enkel zijn doel geweest was de zaak in het reine te brengen en vooral om het ambt niet langer o o te doen vervullen door iemand, die niet benoembaar was, ver klaarde hij volgaarne zijn voorstel in te trekken en zich te vereenigen met het voorgestelde door burgemeester en wethouders. Daarop werd besloten de voorstellen vervat in liet bovenom schreven advies van burgemeester en wethouders aan te nemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1892 | | pagina 66