48 Wedde In dezelfde zitting van 6 Februari 1892 werd U door burge- i borgtocht meester en wethouders voorgesteld de wedde van den toen nog gemeente- ontvanger, te benoemen gemeente-ontvanger te stellen op een maximum van drie duizend gulden per jaar en diens borgtocht op een bedrag van Instructie f 35,000. Besloten werd de beslissing aan te houden en inmiddels gemeente- den brief ter visie te leggen voor de leden. In de zitting van 27 ontvanger, Februari 1892 kwam deze zaak weder aan de orde en werden beide voorstellen aangenomen. Ook werd tezelfder tijd goedgekeurd grondslag, de in de zitting van 18 Januari 1892 aangeboden instructie voor den gemeente-ontvanger. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant aan wie het voorstel omtrent de wedde ter goedkeuring was aan geboden, gaven echter den Raad te kennen bij een schrijven, be handeld in de zitting van 22 Maart 1892, dat de belooning door hen naar een vasten maatstaf is vastgesteld en er geen termen gevonden worden om ten behoeve der gemeente Breda van die regeling af te wijken. De heer Rombouts gaf daarop als zijne meening te kennen, dat als de gemeente overtuigd is, dat eene voldoende wedde aan de betrekking verbonden is, zij die overtuiging moet handhaven voorts opmerkende, dat ook elders wel een fixum bestaat. De heer Van Mierlo bestreed die meening, welke z. i. niet tot eenig resultaat kon leiden, dewijl Gedeputeerde Staten de wedde bepalen, onder goedkeuring des Konings. Verdere discussie had niet plaats en in de zaak werd berust. Ten aanzien der bovengenoemde instructie stelden Gedeputeerde Staten bij een schrijven, behandeld in de zitting van 9 April 1892, de vraag, wie verantwoordelijk is voor de gelden, welke door de gemeente kunnen in bewaring genomen worden? Het antwoord op die vraag kwam U niet twijfelachtig voor, en, overeenkomstig Uw besluitwerd aan de Gedeputeerde Staten be richt, dat de gemeente verantwoordelijk wordt voor de gelden, welke zij in bewaring neemt. Verder gaf aan Gedeputeerde Staten stof tot bedenking het bedrag van den borgtocht en de daarvoor gedeponeerde waarden in effecten. Het schrijven daarover werd behandeld in de zitting van 25 Juni 1892, aan welk schrijven bereids een brief van antwoord van burgemeester en wethouders was toegevoegdwaarin het bedrag van den borgtocht werd gejustificeerd en werd aangetoond de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1892 | | pagina 67