I 51 «zien, waartoe men dan, wegens de zeer beperkte oppervlakte van «deze gemeente, wellicht het oog zoude moeten vestigen op een «stukje heidegrond buiten de gemeente. «Doch er is meer dat het ongeraden maakt den grond voor dat «doel te verkoopen. Vestigende het oog op hetgeen speciaal in het «buitenland ten aanzien van openbare slachtplaatsen voor vee, «varkens en paarden valt waar te nemen, dan komt het mij voor, «dat de tijd niet ver verwijderd is, dat ook alhier tot het oprichten «van eene openbare slachtplaats zal moeten besloten worden, en «wellicht is binnen deze gemeente geen gunstiger plaats daarvoor «te vinden dan de tegenwoordige algemeene begraafplaats met «aanliggende gemeente-eigendommen." Nadat de heer Rombouts aan het dagelijksch bestuur verzocht had, diligent te zijn om te trachten elders grond te verkrijgen tot het verplaatsen der eigen begraafplaats van de gemeentewerd ook op het tweede adres van het verzoekend bestuur afwijzend be schikt. •battoir. Wat betreft het oprichten eener openbare slachtplaats, zij nog het volgende vermeld: ln de begrooting voor 1893 was het oprichten van een abattoir pro memorie uitgetrokken. In het rapport der afdeelingen tot onderzoek der begrooting werd dienaangaande vermeld «Algemeen vindt toejuiching het voornemen om een abattoir op «te richten, daar voor eene gemeente als Breda eene openbare «slachtplaats eene absolute noodzakelijkheid is. «Op eene spoedige daarstelling wordt dan ook ten zeerste aan- «gedrongen, en men hoopt dat binnen korten tijd voorstellen en «plannen den Raad zullen bereiken." Burgemeester en wethouders antwoordden daarop in hunne me morie van antwoord het volgende: «Met genoegen hebben burgemeester en wethouders opgemerkt, «dat het voornemen om een abattoir op te richten algemeen is toe- «gejuicbt. Kunnen zij hunne hoop verwezenlijken, dan zal den Raad «in den loop van het volgend jaar een plan worden aangeboden".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1892 | | pagina 70