64 «van weduwen en weezen van gemeente ambtenaren eenigszins te «waarborgen. «Het is meermalen voorgekomen, dat na het overlijden \an alleszins verdienstelijk ambtenaren eene weduwe om onderstand vroeg. «Al was de gemeenteraad ook nog zoo gezind hieraan gevolg «te geven, vele leden achtten zich niet bevoegd gelden van de ge- meente daarvoor uit te geven, zoolang er niet eene wettige rege ling bestaat. «Men hoopt dat spoedig voorstellen hieromtrent zullen inkomen." Burgemeester en wethouders antwoordden daarop het volgende: «Met den uitgesproken wensch kunnen burgemeester en wet- »houders meegaan. Terecht is gezegd, dat dit punt bij verorde ning moet geregeld worden. En dewijl eene commissie voor het spensioenfonds van ambtenaren bestaat, komt het burgemeester »en wethouders voor, dat deze het aangewezen lichaam is om door «den Raad te worden uitgenoodigd voorstellen van regeling te doen. »Ook zonder dat daarop door burgemeester en wethouders ge «wezen wordt, zal de Raad beseffen, dat daargelaten het ingewik- kei de van den arbeid, deze moet berusten op gegevens, die niet dan «tegen vergoeding van kosten kunnen verkregen worden. En daarom »zij het burgemeester en wethouders veroorloofd, den Raad in «overweging te geven voor het beoogde nuttige en prijsbare doel «drie honderd gulden op de begrooting uit te trekken." Toen dit punt aan de orde kwam bij de behandeling der ge- meente-begrooting, dienst 1893, lokte het niet de minste beden king uit en gereedelijk werd tot het toestaan der gevraagde som van f 300 besloten. Door dit besluit is de grondslag gelegd van het in stand komen eener regeling van de onderwerpelijke aangelegenheid bij veror dening. Verwant hieraan is de verzekering der gemeentewerklieden tegen meente- invaliditeit en de pensioneering dier werklieden. Dit punt, lieden te- invalidi- waarop vroeger al eens de aandacht was gevestigd, vond mede ioneèring bespreking in het bovenbedoelde rapport. Er werd daaromtrent werklie- gerelateerd het volgende den.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1892 | | pagina 83