72
»Wij hebben reeds vermeld, dat laatstgenoemd bedrag geheel
nwerd terugbetaaldzoodat ook van de aankoopen in 1886 en 1887
»de rijksbijdrage genoten werd.
«Later maakte de heer minister, op grond dat de diensten 1886
y>en 1887 waren afgeslotenbezwaar, de bijdragen over die jaren
x>ten aanzien van d<m aankoop van eigendommen goed te keuren,
smet vrijlating evenwel, ons daaromtrent te wenden bij gezegeld
«adres aan Hare Majesteit de Koningin-weduwe, Regentes.
sDit is door ons geschied den 14d<m April 1892, en thans verlangt
sde minister, dat gestort worde de som van ƒ4007.335om daarna te
«overwegen of al dan niet termen bestaan tot toekenning alsnog der
«rijksbijdrage wegens den aankoop van eigendommen in 1886
«en 1887.
»Het resumé is alzoo
1°. «dat de gemeente verplicht is terug te betalen, wat haar
«door dubbele betaling te veel vergoed is; en
2°. «dat zij moet afwachten den uitslag harer pogingenom ook
snog de rijksbijdrage te verkrijgen van de door haar in 1886
«en 1887 aangekochte eigendommen, ofschoon de gelden reeds
«ontvangen zijn.
Besloten werd alstoen de stukken bij de leden te laten rondgaan.
In de zitting van 25 Juni 1892 kwam de zaak weder aan de
orde en werd alstoen, na nog eenige toelichting door den heer
Guljé, besloten, aan het verlangen van den minister te voldoen.
Blijkbaar schonk de Raad onbepaald vertrouwen aan burgemeester
en wethouders in deze ingewikkelde zaak, welke hiermede beëin
digd is, dat, waar het in hoofdzaak om te doen was, bij beschik
king der Koningin-weduwe Regentes van den 24sten October 1892,
No. 34, aan de gemeente Breda toegekend is de som van 4820.58,
wegens niet genoten rijksvergoeding in de kosten van het lager
onderwijs over 1886 en 1887. Hoofdsom 14220. Kosten aankoop
panden 1848 60, samen f 16068.60, waarvan 30 is de som
van 4820.58.
urn-en bad
inrichting.