98 Hnurverlen- Na te voren gehouden briefwisseling en samenspreking met giug van eon den heer inspecteur van het ijkwezen, deden wij U in Uwe zit- getouw (voor- ting van 23 September 1893 het volgend schriftelijk voorstel malige Latijn- geworden teifdienstevan «Zooals U bekend is, is een gedeelte van het gebouw, waarin het ijkwezen vroeger de Latijnsche school was gevestigd, in huur bij het Rijk »ten dienste van het ijkwezen. «Bedoelde huur eindigt den 30sten April 1895. «Reeds nu is ons door den heer inspecteur van het ijkwezen «te 's-Hage erop gewezen, dat de thans bestaande huursom van 600 te hoog isonder bij voegingdat hij zich verzekerd «houdt van 's Ministers besluitom op den grondslag dier liuur- «som geen onderhandelingen omtrent verlenging der huur te «voeren. «Het komt ons niet alleen wenschelijk voor, te trachten het «ijkkantoor alhier te behouden, maar ook het gedeelte van het «voorbedoelde gebouw in huur bij het Rijk te laten, dit laatste «vooral met het oog op het gebouw zelf, de ligging daarvan en «plaatselijke omstandigheden. «Naar ons bekend is, bestaat er alle kans, dat na 30 April «1895 de huurverlenging zal tot stand komen, mits de gemeente «geen hoogere jaarlijksche huursom zal vorderen dan, f 450. «eene som, die als het maximum moet beschouwd worden. «Wij veroorloven ons derhalve de vrijheid U voor te stellen, «burgemeester en wethouders te machtigenom op den grondslag «eener huursom van 450.met den Minister te onderhandelen «over de verlenging der huur van het gebouw, thans in gebruik «voor ijkkantoor alhier.» Dit voorstel, door den voorzitter verder toegelicht, ontmoette bij U geen bedenking. De daarop gevoerde onderhandelingen hadden ten gevolge, dat in Uwe zitting van 18 November 1893 een schrijven werd ter tafel gebracht van den heer inspecteur meergenoemdwaarbij deze berichtte, dat de Minister van Waterstaat, Handel en Nij verheid hem had gemachtigd om, behoudens nadere goedkeuring, met deze gemeente eene overeenkomst ter voormelde zake aan te gaan; met verzoek het contract in denzelfden vorm te willen doen opstellen als dien van het bestaande contract, echter met wijziging

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 117