102 Eene kleine wijziging in de schikking der kantoren werd bepleit maar, na bekomen inlichtingen, niet absoluut volgehoudenzoodat ten slotte besloten werdhet voorgestelde plan goed te keuren op welk besluit almede niet zonder invloed was de door den voorzitter bevestigde meening van den heer Sassen, dat, als later eens iets zou blijken verandering te behoeven, dit wel een gunstig gehoor zou vinden. Wijziging In Uwe zitting van 23 September 1893 werd ter tafel gebracht der rooilijn aaneen voorstelrakende het onderwerp ter zijde genoemd. Op dat de zuidzijde der 7 r 51 r Leuvenaar- voorstel was, naar de voorzitter mededeelde, bereids het advies straat, ingewonnen van de bouwcommissie, aan welk advies, dewijl het zoowel de aanleiding tot het doen van het voorstel, als den aard daarvan kennen doet, in zijn geheel alhier plaats wordt verleend. »De bouwcommissie ontving van burgemeester en wethouders som advies een plan tot wijziging van de zuidelijke rooilijn der Leuvenaarstraat. «Reeds vroeger heeft dit onderwerp een punt van behandeling «in den Raad uitgemaakt. «Door den voorzitter onzer commissie werd ons medegedeeld, «dat aanleiding tot de onderwerpelijke zaak heeft gegeven een «van L. H. Laarhoven bij burgemeester en wethouders ter goed- »keuring ingekomen plan van het afbreken van twee woningen »en het in de plaats bouwen van één benedenwoning met twee «bovenwoningen. «Het werd derhalve wenschelijk geacht dat de Raad zoude «beslissen, of de zuidelijke rooilijn der straat aldaar niet zoude «worden gewijzigd, dat is meer noordwaarts worden gelegd, ten «einde den eigenaren der gebouwen aldaar gelegenheid te geven «hunne huizen vooruit te brengen. Immers indien het huis van «Laarhoven op de bestaande plaats was opgebouwd, zoude het «verleggen der rooilijn met meer moeilijkheden gepaard gaan. «Volgens onze zienswijze verdient het plan aanbeveling. Men «zal verkrijgen een beter soort huizen, vooral omdat nu sommige, «bij gebrek aan diepte, niet verbeterd kunnen worden en de «afwatering der straat er bij winnen zal, aangezien het peil «hooger gebracht kan worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 121