109 ligt dat men wonen moet daar waar men zijne diensten heeft te presteeren en overigens de belanghebbenden niet dan met verlof de gemeente hadden mogen verlaten. Bij stemming werd uitgemaakt dat de verordening zal van toe passing zijn zoowel op in- als uitwonenden. Vervolgens werd het raadsbesluit vastgesteld als volgt: Be Baad der gemeente Breda; Overwegende, dat het steeds als een stilstaande voorwaarde heeft gegolden, dat ambtenaren door de gemeente benoemd en bezoldigd, wonen binnen deze gemeente; dat echter een of meer gevallen bekend zijn, dat van deze voorwaarde wordt afgeweken, ten gevolge waarvan bereids bij latere benoemingen daarin voorzien is, doch dat hetwenschelijker voorkomt dit punt onder algemeene regelen te brengen; dat geheel irrationeel is, dat het eigen dienstpersoneel der gemeente zich elders vestigt en zich daardoor tevens onttrekt niet enkel aan persoonlijke diensten, maar ook aan het bijdragen in de lasten der gemeente; besluit 1°. alle ambtenaren en bedienden, met inbegrip van leeraren en onderwijzers, die door of van wege het openbaar burgerlijk gezag in de gemeente Breda benoemd, en hetzij direct, hetzij indirect, uit de openbare fondsen dier gemeente bezoldigd wordenmoeten hunne woonplaats hebben binnen de gemeente Breda, behoudens de bevoegdheid van burgemeester en wet houders om in bijzondere gevallen aan belanghebbenden, op hun verzoek, verlof te verleenen, dat tijdelijk van deze be paling worde afgeweken. Onder dit artikel worden niet verstaan personen, die tijdelijk in dienst der gemeente zijn, noch de zoodanigen, die niet van eene aanstelling voorzien en per dag of per week betaald worden. 2°. Zij die in strijd handelen met de bovenstaande bepaling, zullen geacht worden hun ontslag uit den gemeentelijken dienst aangevraagd te hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 128