117 «dat alzoo de armenzorg belangrijk zwaarder is geworden en «de tijdsomstandigheden in aanmerking genomen, daarin voor- «alsnog weinig verbetering te voorzien is; «Heeft besloten als volgt: «Aan het burgerlijk armbestuur in de gemeente Breda wordt «uitsluitend voor den hoogst dringend gewonen onderstand uit «de kas der gemeente toegekend een subsidie ten bedrage van 3400.alzoo 1400.meer dan vroegere jaren, voor den «dienst van 1894, en zulks op grond der volle overtuiging, dat «voornoemd bestuur zonder de subsidie van 3400.onmogelijk «aan zijne verplichtingen kan voldoen en alzoo vele armen zou «moeten terugwijzen, dat gevaarlijk wordt geacht voor de open- «bare orde. «Dit besluit zal, naar het voorschrift van art. 61 der meer- «genoemde wet, aan de Gedeputeerde Staten der provincie Noord- dBrabant worden medegedeeld.» Als gevolg van voormeld besluit, werd het volgend schrijven ontvangen van de Gedeputeerde Staten dezer provincie, waarvan U mededeeling geschiedde in de zitting van 22 December 1893: «Ofschoon wij aan de begrooting Uwer gemeente voor 1894 «onze goedkeuring verleenden, bestond toch tegen de verhooging «van de subsidie aan het burgerlijk armbestuur van 2000 op 3400 bij ons bedenking. «Vermits het hier schijnt te zijn: dekking van een tekort in «de armenkas, dat zich over drie jaren verdeelt en de gevoerde «beraadslagingen bij de behandeling der begrooting ons aanleiding «gaven tot de veronderstelling dat de verhooging slechts voor één «jaar zal zijn, meenden wij in de zaak te kunnen berusten. «Wij achten ons echter verplicht er op te wijzen, 'dat niet dan «bij volstrekte onvermijdelijkheid de gelden der gemeente ten «dienste van het armbestuur mogen gesteld worden. Ingeval van «tekort, dient naar andere middelen te worden omgezien om dit «aan te vullen en wel in de eerste plaats door opwekking der «bijzondere liefdadigheid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 136