123 «Had eerstgenoemde als burgemeester de zorgen voor het werk «mede te dragen, het was mr. Pels Rijclcendie als commissielid «zijne beste krachten besteedde tot bevordering der zaak. «Gaarne hulde brengende aan hunne nagedachtenis, acht ik «mij niet minder gedrongen woorden van dank te richten tot de «heeren mr. J. H. van Mierlo en jhr. F. Backer, die wij hetvoor- «recht hebben, als oud-commissieleden in ons midden te zien. Zij «toch hebben tot schier in den laatsten tijd de moeielijke zaak met «groote werkkracht en toewijding mede voorbereid. «Hun daarvoor warme dank en hulde «In de tweede plaats breng ik mijnen meesten dank, behalve «aan den gemeenteraad, aan wiens wijze besluiten de waterleiding «haar aanzijn te danken heeft, aan hen, die thans nog met mij «de commissie uitmaken, te weten de heeren J. J. Nelissen, W. »G. H. Rombouts, J. A. van Aken, mr. M. van Dam en J. A. J. »W. van Hal. Zij allen hebben het gewicht hunner taak gevoeld «en met liefde en groote zorgvuldigheid het groote werk voorbereid. «Niet mogen zij het mij euvel duiden, dat ik van hen bijzon sder noem den heer J. J. Nelissen, onzen geachten wethouder, «die van den beginne af zoo krachtig heeft medegewerkt tot het «bereiken van deze schoone uitkomst en gedurende de laatste «maanden door eene ernstige ziekte verhinderd werd aan onze «werkzaamheden deel te nemen. Met het meeste genoegen zien «wij hem thans in ons midden en hopen dat hij, volkomen her- «steldweldra zijne gewone werkzaamheden zal kunnen hervatten. «Dank ben ik ook schuldig aan de heeren dr. J. J. Neurden- «burg, vroeger directeur der gasfabriek alhier, thans te Leiden, «en G. Lamers, gemeente-architect, die aan de Commissie als «adviseurs waren toegevoegd en niets onbeproefd hebben gelaten «en krachtig hebben medegewerkt, om deze belangrijke zaak tot «een goed einde te brengen. «En zou ik thans mogen zwijgen van hem, die de feitelijke «ontwerper en aanlegger is der waterleiding? De gemeente deed «eene gelukkige keuze door aan den heer J. Schotel, ingenieürte Rotterdam, het ontwerpen en uitvoeren van dit werk op te dragen. «Man van kennis, zeldzame werkkracht en groote voorkomend sheid, toonde hij de gelukkige eigenschap te bezitten nimmer «ontmoedigd te wordeii.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 142