130
men een krankzinnige een zwaard in handen gevendan een ambt
toevertrouwen aan een, die niet deugt. Zulk een woord wekt en
prikkelt en deed mij besluiten alles aan te wenden toch geen im-
probus te zijn. En wat deed ik? Uit den aard der zaak nog niet
veel, wijl ik eerst eenige maanden in functie ben; doch daar ik
bij mijn onderzoek al spoedig tot het inzicht kwam dat er in eene
groote behoefte te voorzien was, begon ik met een werk dat op
den duur in die behoefte moet voorzien. Het archief n.l. is betrek
kelijk uitgebreid; 'tgaat over veel en over velen, en, kan de
officieele catalogus al eenig licht verschaffen, duisternis en onzeker
heid blijft er altijd.
Van alles nu wat ik lees maak ik excerpten, van moeielijk te
lezen stukken maak ik copiën, ik verbeter den catalogus van den
heer Hingman, en ik verzamel de gegevens om alles alphabetisch
te catalogiseeren. 't Behoeft niet te worden gezegddat deze arbeid
eenige jaren duren zal, doch 'tresultaat zal de moeite beloonen
en mocht ik onverhoopt mijn taak niet kunnen ten uitvoer bren
gen, mijne eventueele opvolgers zullen in dien geest kunnen
voortwerken en wat ik er mede beoog zal, vergis ik mij niet,
blijken een goede maatregel te zijn.
Verder heb ik eenige stukken van waarde, als de stadsreke
ningen eene betere plaats bezorgdzij stonden tegen een buiten
muur; ik plaatste ze zoo dat er minder schade te duchten is.
Om zooveel mogelijk te voorkomen, dat een of ander stuk
buiten het archief geraakt, in vreemde handen kan overgaan,
wordt ieder stuk gekenmerkt als tot het archief behoorende.
Van het archief werd nu en dan door 't publiek gebruik ge
maakt, meest voor historische navorschingen; sommigen echter
moesten ongetroost worden afgewezen wijl de stukken naar 's Rijks
archief waren overgegaan.
BREDA, 1 Maart 1894.
J. F. CORSTENS,
A rchivaris.