186
Die beslissing volgde bij besluit van de Gedeputeerde Staten
van Noord-Brabant van den 8. Februari 1894, G, n°. 56, alzoo op
een tijdstip, vallende buiten de tijdgrens van dit verslag.
Om echter de geschiedenis niet te verbreken, laten wij ver
meld besluit, waarbij de motieven van het gemeentebestuur van
Breda ongegrond worden verklaard, alhier volgen:
De Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Brabant; voorge
nomen een verzoekschrift van A. M. Verhoeven, gardiaan van het
klooster der paters capucijnen te Breda, strekkende, om met
vernietiging van het besluit van burgemeester en wethouders dier
gemeente van den 21. Augustus 1893, waarbij hem is geweigerd
verlof' tot het aanleggen van eene bijzondere begraafplaats in den
noordwestelijken hoek van het perceel, kadastraal bekend gemeente
Breda, sectie A, no. 4018, alsnog het gevraagde verlof te verleenen
Gelet op het aangevallen besluit van burgemeester en wet
houders der gemeente Breda en op de nader uitgebrachte rappor
ten van dat college
Mede gelet op het rapport van den inspecteur voor het genees
kundig staatstoezicht voor Zeeland en West-Noord-Brabant, dd. 26
December 1893. n°. 1126
Gelezen het bericht van den bewaarder der hypotheken en
van het kadaster te Breda, dd. 22 Januari jl.waaruit blijkt
dat het perceel waarop adressant de begraafplaats wenscht aan
te leggen, aanvankelijk bekend stond onder sectie A, n°. 3652,
later onder nummer 3918 en thans bekend staat onder n°. 4018.
Overwegende:
dat de weigering door burgemeester en wethouders van het
gevraagde verlof hoofdzakelijk hierop steunt, dat de plaatsalwaar
men de bijzondere begraafplaats wenscht aan te leggenis gelegen
in de bebouwde kom van de gemeente, waaronder, naar de
meening van gemeld college, de geheele oppervlakte der gemeente
Breda behoort te worden verstaan;
dat de al dan niet gegrondheid der weigering afhangt van de
vraag, wat naar den zin der begrafeniswet behoort te worden
verstaan onder de bebouwde kom eener gemeente;
dat, blijkens de aan die wet voorafgegane gewisselde stukken
tusschen de Regeering en de Tweede Kamer der Staten-Generaal,