187
met name de memorie van beantwoording op het voorloopig ver
slag, zittingjaar 1858/59, onder die uitdrukking moet worden
verstaan elke verzameling van woningen, die aan elkander ge
bouwd of in de onmiddellijke nabijheid van elkander gelegen zijn;
dat naar die opvatting, ook herhaaldelijk gehuldigd in Ko
ninklijke beslissingen, al dadelijk uit den feitelijken toestand ter
plaatse in de gemeente Breda blijkt, dat de grond van weigering
geen steun vindt in de wet;
dat toch op de plaats, alwaar de noordwestelijke hoek van het
perceel sectie A, n°. 4018 gelegen is, geen aaneengebouwde ver
zameling van huizen wordt aangetroffen;
dat wel hier en daar een verspreide woning is gelegen, maar
dat zulks niet mag leiden tot weigering van verlof, evenmin de
omstandigheidwaarop burgemeester en wethouders zich beroepen
dat het te voorzien is, dat de gemeente, ook aan de zijde, alwaar
het Kloosterpand gelegen is, zich hoe langer zoo meer zal uit
breiden, vermits naar de kennelijke bedoeling der wet, eene aan
vraag om verlof tot het aanleggen eener begraafplaats moet be
oordeeld wordenniet naar een toestandwelke in de toekomst
ter plaatse kan worden verwacht, maar naar den feitelijk bestaand en
toestand, op het oogenblik dat de aanvraag geschiedt;
dat al evenmin als grond van weigering mag gelden de door
burgemeester en wethouders betoogde niet-wenschelijkheid van
den aanleg eener bijzondere begraafplaats binnen Breda, met het
oog op den algemeenen gezondheidstoestand;
dat immers de wet zelve, blijkbaar met het oog op de volks
gezondheid, op het stuk van aanleg van begraafplaatsen regelen
heeft gesteld, in het oog van den wetgever voldoende, om de
volksgezondheid te waarborgen en burgemeester en wethouders
niet bevoegd zijn, om aan die regelen uitbreiding te geven;
dat waar derhalve burgemeester en wethouders van Breda een
gevraagd verlof tot aanleg eener bijzondere begraafplaats hebben
geweigerd op gronden niet in overeenstemming met de wet, het
desbetrekkelijk besluit behoort te worden vernietigd, wanneer niet
blijkt, dat om andere wettige redenen het verlof moet worden
geweigerd
overwegende te dezen aanziendat de plaatsalwaar adressant
de bijzondere begraafplaats wenscht aan te leggen, op meer dan