206 water worden gevonden, terwijl in de tevens gemaakte bouillon culturen in hoofdzaak twee soorten groeiden, die in hunne eigen schappen met de beide in 1889 gevonden bacteriën overeen komen. In de bij 37° C. gehouden' agarculturen vertoonden zich een gerin ger aantal van koloniënde anaëroben-culturen bleven steriel. Op 5 gelatineplatendie den 10. Januari in het laboratorium met 0,5 en 1,0 CC van de medegebrachte watermonsters werden gemaakt, ontwikkelden zich van bacteriën-koloniën: per 0,5 CC water: per 1,0 CC water: 12 25 11 22 24 Er werden dus gemiddeld in één kubieken centimeter, nadat het water circa 20 uren bij kamertemperatuur in de buisjes was bewaard, nog aangetroffen 23 bacteriën. Het verschijnsel, dat na het blijven staan tot den volgenden dag het aantal bacteriën verminderde, kan op verschillende wijzen worden verklaard. Men kan aannemen, dat het een gevolg is van het allengs doorspoelen van de zuigleiding; immers tijdens het ver zamelen der watermonsters en het aanleggen der culturen aan het pompstation werd voortdurend water opgepompt, dat uit een groo- ten hydrant op de persleiding in een dikke straal uitstroomde. Op zulk een inwerking van het doorspoelen wijst trouwens reeds eenigszins de vermindering van de boven opgegeven getallen van 67 op 57 bacteriën; en het is duidelijk, dat die vermindering in de mede te nemen monsters, die het laatst werden verzameld, zich nog sterker dan te voren kon doen gelden. Verder is het mogelijk, dat de bacteriën, die vermoedelijk o. a. eerst aan de wanden der windketels enz. vastzaten en van daar langzamerhand onder den invloed van het stroomend water losraakten, in het water (resp. in de watermonsters) uit gebrek aan voeding, enz. allengs te gronde gingen en daarom hun aantal in de watermon sters minder werd. Hoe dit zij, in elk geval blijkt uit de besproken waarneming, dat het water aan de bacteriën, die er in konden komen, niet de voldoende voorwaarden aanbood voor hun behoud of voor hunne voortplanting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 225