'208
4°.
Salpeterig zuur.
5°.
Salpeterzuur.
6°.
Organische stof.
7°.
Chloor.
8°.
IJzer-oxydule.
9°.
Kalk.
1°. Residu. 500 cM3. water werden in eene gewogen platina-
schaal op een waterbad ingedampt. Hierdoor wordt dus het geheel
aan opgeloste stoffen verkregen.
De opgeloste stoffen worden in milligrammen per liter water
opgegeven, behalve de gassen, die ik in kubieke centimeters per
liter uitdruk.
Het residu bedroeg in A 82.6 milligram.
B 109.4
Volgens het bekende werk van Kubel-Tiemann over water-
onderzoek mag niet meer dan 500 m.G. residu verkregen worden.
Het gehalte aan vaste stof in deze monsters is echter klein,
zooals kan blijken door vergelijking met de opgaven van prof.
Hoogewerff, voorkomende in zijn werk »Toegepaste scheikunde
voor den ingenieur»
Arnhem, waterleiding 154.5 Leiden, duinwater 320
(grondwater.)
Nijmegen, grondwater 282 Delft, duinwater 396
Utrecht (Soesterheide) 38 Rotterdam, leidingwater 222
Amsterdam, duinwater 346 Dordrecht, leidingwater 230
Vechtwater 297 Leeuwarden (uit het
,r 346 meer »De wijde Ee») 420
Den Haag, duinwater g
Slechts te Utrecht bevat het water minder vaste stof dan deze
monsters, overal anders veel meer.
2°. De opgeloste gassen. De opgeloste gassen werden door
middel van een kwikluchtpomp uit het water opgepompt en in
een glazen buis verzameld. Vervolgens werden zij door eudio-
metrische analyse onderzocht.
Het resultaat is