212
Botterdam, 17 October 1893.
RAPPORT over de watermonsters, gemerkt C en D,
afkomstig van de Setersche heide bij Breda.
C.
D.
Utrecht.
Zwolle.
Arnhem.
Lucht.
22.6
22.3
Zuurstof.
6.4
5.8
Stikstof.
16.2
16.5
Koolzuur.
4.8
3.7
Salpeterig zuur.
0.02
0
0
0
0
Amonia.
0
0
0
0
0
Organische stof.
0.3
0
niet
bepaald.
2.6
4
Chloor.
8.5
8.5
9.7
11.5
14
Residu bij 100°
53.6
48.8
38.0
51.4
154.5
Kalk.
5.5
5.5
8.0
8.2
46.7
IJzer-oxydule.
0
0.2
niet
bepaald.
spoor.
niet
bepaald.
Ter vergelijking heb ik in de laatste drie kolommen de resul
taten vermeld van het onderzoek der zuiverste drinkwatersoorten
die ik in ons land ken.
Hieruit blijkt, dat de monsters C en D bijzonder zuiver zijn.
Het monster D was een weinig opaliseerend en gaf na een paar
dagen gestaan te hebben een gering wit bezinksel. Vreemd is
echter dat het monster C eenig salpeterig zuur bevat, maar zijn
gering gehalte aan organische stof doet vermoeden dat dit misschien
een toevallig gehalte is dat bij voortgezet pompen verdwijnt.
Het is echter van belang dit later te onderzoeken.
G. J. W. BREMER.
RAPPORT omtrent het scheikundig onderzoek der
watermonsters E, F en G.
Den 27en October en den 4™ November 1893 ontving ik van
den heer J. Schotel, ter onderzoeking, de watermonsters gemerkt
E, F en G.