215 Van II is de hoeveelheid organische stof weer bijzonder klein; die van K is echter opmerkelijk grooter dan van alle andere monsters. Daar dit water overigens zoo zuiver is zal dit gehalte aan org. stof waarschijnlijk wel meer van toevalligenmisschien tijde- lijken aard zijn. G. J. W. BREMER. Rotterdam, 24 December 1893. Den 21™ dezer ontving ik een monster van het gemengde water; het water was tamelijk helder. In een laag van 70 cM. dikte toonde het zich een weinig geel gekleurd. Twee dagen later was daarin echter eene vlokkig, geelachtig bruin bezinksel gevormd. De scheikundige analyse leverde de volgende resultaten: STOF. GEHALTE PER LITER. Lucht. 19.2 cM3. Zuurstof. 1.0 Stikstof. 18.2 Percentsgehalte zuurstof. 5.2 °/0 Koolzuur. 10.0 cM3. Salpeterig zuur. 0 Salpeterzuur. 0 Amonia. 0 Organische stof. 1.2 m.G. kalium per manganaat. Chloor. 10.7 Residu bij indamping 100°. 864 Kalk. 16.6 IJzer-oxydule. 1.77 Besluit. Dit water blijkt volgens de scheikundige analyse zeer zuiver te zijn en zeer zacht. Alleen is het ijzergehalte nog iets te groot, want dientengevolge vormt zich bij het staan een be zinksel. G. J. W. BREMER.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 234