232 hierbij de verrichtingen der brandweer in het afgeloopen jaar samen te vatten. Het jaar 1893 is voor de brandweer te Breda een bijzonder jaar geweest, zich kenmerkende door eene groote activiteit. De reden, en men mag zeggen, de noodzakelijkheid daarvan kan niet anders dan droevig genoemd worden. Reeds in het vorige jaar 1892 was het bij de talrijke in deze stad uitgebroken branden gebleken, dat de brandweer, voor een deel tengevolge van het gebrek aan discipline, voor een ander deel tengevolge van onge oefendheid bij de manschappen, bij lange na niet beantwoordde aan hare bestemming. Herhaaldelijk was het voorgekomen dat bij een brand in de verwarring van het oogenblik een spuit ver keerd werd opgesteld en de slangen op verkeerde wijze werden aangekoppeld. Daarbij ontbrak dikwijls de noodige tucht bij de manschappen, zoodat de bevelen, hun door hunne superieuren verstrekt, meermalen gebrekkig werden opgevolgd. Eene uiting van gebrek aan tucht was ook het verschijnsel dat vele brandgas ten er de voorkeur aan gaven onmiddellijk naar den brand te gaanin plaats van naar hun brandspuilhuismet het gevolg dat sommige brandspuiten om die reden, door het gebrek aan vol doende manschappeneerst zeer laat naar het terrein van den brand vervoerd werden. De reeks branden in het laatst van 1892 achtereenvolgens uit gebroken deden deze bezwaren hoe langer hoe meer kennen met het gevolg dat reeds in den aanvang van 1893 door het col lege van brandmeesters het besluit werd genomen afdoende maat regelen tot verbetering van den toestand der brandweer te nemen. In eene vergadering van 25 Januari 1893 reeds werden drie belangrijke verbeteringen voorgesteld 1°. Ging toen van het college van brandmeesters het voorstel uit naar het dagelijksch bestuur der gemeente, om voor het onder houd van de brandbluschmiddelen en wat daarmede verwant is een vasten arbeider te benoemen, uitsluitend belast met dat onderhoud, tegen een vast loon en met recht van vrije woning boven het brandspuithuis n°- 4. Het college van brandmeesters, de verdiensten van den gemeente architect erkennende, meende dat deze bij zijne vele andere werk zaamheden onmogelijk voldoende zorg kon wijden aan het materiaal der brandweer.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 251