298 Met genoegen wordt hierbij aangeteekend, dat de heer J. dé Jong, leeraar in geschiedenis en staatswetenschappen, tevens in December 1893 de bevoegdheid verwierf voor het middelbaar onderwijs in de aardrijkskunde. Verder, dat de heer H. A. Derksen, tot dusver tijdelijk leeraar, den 22. April 1893 door den gemeente raad definitief werd benoemd tot leeraar in de wiskunde aan de H. Burgerschool met de bepaling, dat zijne definitieve aanstelling zou ingaan 1 Mei 1893, Als men bedenkt, welke nadeelen in den regel verbonden zijn aan veranderingen in het personeel der docenten, dan mag het wel als een geluk beschouwd wordendat er gedurende de laatste jaren weinig mutatiën plaats hadden in het onderwijzend personeel, en dat in alle vacatures spoedig en naar wensch kon voorzien worden. De twee vacatureswelke bestonden in de commissie van toe zicht wegens vertrek van den heer H. J. Krantz en wegens overlijden van den heer mr. E. de Man, werden 12 Augustus 1893 aangevuld door benoeming van de heeren Ed. Guljé en W. C. Koomans. De bevolking der II. Burgerschool was in December 1893: 75 leerlingen en 4 toehoorders. Deze waren in de vijf klassen verdeeld als volgt: In de eerste klasse waren 23 leerlingen toehoorders. tweede 23 n derde vierde vijfde 10 1 14 2 2 1 75 4 Daar toehoorders uitzonderingen dienen te blijven, onderzoekt de commissie in ieder bijzonder geval of de candidaat tot het volgen der lessen mag worden toegelaten. Het beroepdat de candidaat gekozen heeft, komt hierbij in aanmerking. Van de vier toe hoorders, die het laatst zijn toegelaten, is één teekenaar bij zijn vader op de Bredasche machinefabriek, één is als bouwkundige werk zaam op het bureau van zijn vader, één staat onder de leiding van den directeur der Bredasche gasfabriek, terwijl de vierde de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 317