368 De commissie was op 31 December 1893 samengesteld uit de volgende heeren Ed. H. A. GULJËburgemeester, voorzitter. Mr. L. H. C. INGENHOUSZ. H. A. SASSEN. C. M. W. STEINS BISSCHOP. Mr. W. INGENHOUSZ, lid en secretaris. De betrekking van secretaris werd tot dusver waargenomen door den gemeente-secretaris. Het is billijk voorgekomen tegemoet te komen aan het herhaald verzoek van dien ambtenaar, om, wegens zijne vele ambtsbezigheden, die al zijn tijd in beslag nemen, hem van voormelde betrekking te ontheffen, wat te gemakkelijker kon geschieden, omdat het reglement van een bestuurs-secretaris niet uitdrukkelijk gewaagt. De heer mr. W. IngenHousz, lid van bestuurwas daarop zoo welwillend de betrekking van secretaris der Bank op zich te nemen. Directeur der Bank is de heer A. J. B. Stap. De verdere vaste beambten zijn J. Besier Jr., secretaris-schatter. J. H. Freijsen, pandbewaarder. De rente-standaard is bij Koninklijk besluit van den 16. Maart 1894, n°. 24, voor den tijd van drie jaren, met ingang van den 1. April 1894, behouden op twaalf ten honderd van alle beleende panden, waartoe het vereischte raadsbesluit genomen is den 17. Februari 1894. De gemeente heeft aan de Bank een erediet verleend van f 25000.onder bepaling dat de eventueele winst aan de gemeente zal worden uitgekeerd tot een maximum van 4 °/0 van het opge nomen kapitaal. (Zie raadsbesluit van 23 April 1887). Wij laten hier eenige opgaven volgen betrekkelijk de Bank van Leening over 1893:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 387