VERSLAG van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Breda, wegens den toestand van handel en nijverheid in 1893. 392 Wanneer de Kamer bij de beoordeeling van den toestand van handel en nijverheid in deze gemeente er op mag wijzen dat door vermeerdering en uitbreiding van winkels en magazijnen, het winkeldebiet zich in voortdurenden bloei mag verheugen, dan mag er ook op gewezen worden, dat de ontwikkeling van het fabriekswezen telken jare meer en meer toeneemt. Het ligt voor de hand dat de naamlooze vennootschap «Ma chinefabriek Breda" in de eerste plaats mag genoemd worden; deze heeft in het afgeloopen jaar gunstig gewerkt. De ingekomen orders waren, naar ons welwillend is medegedeeld, voldoende om een aantal van 226 werklieden, waaronder 7 jongens beneden den leeftijd van 16 jaren, geregeld bezig te houden. Onder die orders behoort ook de levering der stoomketels, stoompompwerk tuigen en verder toebehooren voor de gemeente-waterleiding alhier. De aanbouw van locomotieven, die in alle opzichten voldoen, gaat steeds voort, en hoewel in het afgeloopen jaar geen be langrijke uitbreiding van gebouwen heeft plaats gehad, zijn toch tal van arbeidswerktuigen volgens de laatste vindingen aange bracht. In de tweede plaats brengt niet weinig tot de vermeerdering van welvaart door het fabriekswezen bij de ijzergieterij «de Etna" en de emailleerfabriek van den heer Frans Klepdie tal van werklieden werk verschaffen; wederom is deze fabriek uitgebreid. De nabij gelegen ijzer- en metaalgieterij en draadnagelfabriek der firma C. J. Marijnen had druk werk voor 88 werklieden. Werd in het vorige verslag vermeld de opdracht aan deze firma tot het gieten van het standbeeld van Jan Pieterz. Koen, aange naam is het thans op te nemen dat met den meesten lof over de uitvoering van dat werk werd melding gemaakt. Op het gebied der lucifers-fabricage komende, vernemen wij dat de firma Dijkerman Co.met 174 werklieden, zich in een ruim debiet verheugt en alle soorten van lucifers vervaardigd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 411