417 «terrein nabij de inrichting biervoor geen voldoende ruimte aanbiedt, «en bovendien nog zoo gelegen is, dat van het uitoefenen van «eenige controle bijna geen sprake kan zijn. «Summa summarum mag er dus bij ons college gegronde vrees «bestaan, dat deze inrichting bij haar in werking treden aanleiding «tot verontreiniging van de Gampelvaart zal geven, en met die «wetenschap mag aan adressant geen vergunning gegeven worden «om op de bedeelde plaats eene chemische ververij en wasschery «op te richten. «En wordt de Gampel, wat in het plan ligt, in het belang der «volksgezondheid gedeeltelijk na rioleering gedempt, dan zal, zoo «thans aan adressant de gevraagde vergunning gegeven wordt, «op hem in 't geheel geen controle meer kunnen worden uitge- «oefend, wegens de noodzakelijkheid om het afvalwater zijner «inrichting langs een hoofdriool te moeten laten verwijderen.» Reeds werd de zaak bij den Raad van State ter behandeling voorbereid, toen wij een brief ontvingen van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, waarbij werd kennis gegeven, dat de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid had medegedeeld, dat door F. Th. Herzogenrath was ingetrokken het door hem ingesteld beroep tegen het dezerzydsch besluit, waarbij hem ver gunning was geweigerd tot oprichting eener chemische stoom- ververij en wasscherij. Ad. 2. Door W. Oomen, wonende te Bredawerd aan ons vergunning gevraagd tot het oprichten eener paardenslachterij in het perceel aan den Westbinnensingel, wijk C, n°. 503. Ook deze aanvrage leidde tot het inbrengen van bezwaren, waarvan de gegrondheid door ons moest erkend worden. By ons besluit van den 4. Mei 1893 werd dan ook, tot voor koming van schade aan de gezondheid en hinder van ernstigen aard voor de omwonendende gevraagde vergunning geweigerd op de volgende overwegingen «dat het lokaal, waarin adressant de slachterij wenscht op te «richten vroeger gebezigd werd voor brandstoffen-bergplaats, petro- «leum enz.; dat boven' dit lokaal eene woning is, waarvan de trap 30*

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 436