58 3°. »dat niet schijnt gerekend te zijn op eene woning voor den «zwemmeester. «De bezwaren sub 1 genoemd erkennen wij gaarne en meenen «zelfs dat het troebel worden van het water op elke andere plaats »in deze gemeente zich in meer of mindere mate zal doen gevoelen, «zoodra daarin met een zeker aantal personen gebaad ofgezwom- «men wordt. «Wat betreft de privaten bij de inrichting, daaraan kan zonder «bezwaar worden tegemoet gekomen, terwijl wat betreft eene «woning voor den zwemmeester, dit een punt van overweging «zoude moeten uitmakenof dit al dan niet gewenscht en nood- «zakelijk is. Blijkens de memorie van toelichting is op een dag- «verblijf voor het bedienend personeel gerekend. «Met het oog op de bezwaren sub 1 door den heer Scheltus «geopperd, welke ook wij erkennen, hebben wij het plan niet «verder in détail behandeld, en hebben de eer in overweging te «geven 1°. «de onderwerpelijke zaak aan te houden; '2°. «burgemeester en wethouders te verzoeken, een nader voor- «stel te doen omtrent plaatsenwelke voor eene bad- en zwem- «inrichting in aanmerking kunnen komen; 3°. «met het maken van plannen niet voort te gaan voordat de «plaats waar de bad- en zweminrichting zal worden gebouwd, «door den Raad is vastgesteld.» y>De Bouwcommissie. Op voorstel des voorzitters werd toen besloten dit rapport ter visie te leggen voor de leden. Verder werd dit punt in 1893 niet behandeldwaarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheid, dat, gelijk speciaal bleek bij de behandeling der gemeente-begrooting, dienst 4894, ter wille der financiën, het uitvoeren van openbare werken tot het allernoodzakelijkste en meest dringende beperkt werd. Verplaatsing Het ter zijde bedoelde onderwerp vond in de zitting van 14 Rijksfandbouw ^anua" 1893 besprekingnaar aanleiding eener gemotiveerde vraag proefstation, van den heer Oukoopof door burgemeester en wethouders maat-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1893 | | pagina 77