82
HOOFDSTUK II.
Van den opperbrandmeester en den adjunct-opperbrandmeester.
Art. 8.
De opperbrandmeester voert het bevel over het personeel
der brandweer en houdt een gestadig toezicht op de brand-
bluschmiddelenonverminderd de bepaling van art. 179" der
gemeentewet.
Art. 4.
Hij maakt, dat de brandbluschmiddelen en de brandkranen
der waterleiding steeds in bruikbaren staat zijnen hij geeft
van al de daaraan bevonden gebreken respectievelijk kennis
aan den gemeente-architect en den directeur der waterleiding,
die hem desgevorderd ten allen tijde hunne hulp verleenen.
Hij draagthetzij door tusschenkomst van die ambtenaren
hetzij rechtstreeks, het doen van herstelling en vernieuwing
en het aanschaffen van materieel aan burgemeester en wet
houders voor.
Art. 5.
Bij brand begeeft hij zich aanstonds naar de plaats van het
gevaar. Behoudens het opperbevel door den burgemeester,
volgens art. 189 der gemeentewet, te voeren, is hij aldaar
met het bestuur der maatregelen tot blusschen belasten geeft
de bevelen, waaraan allen verplicht zijn te gehoorzamen.
Art. 6.
Hij is bevoegd ieder beambte der brandweer, die zich bij
het blusschen van brand tegen zijne bevelen verzet, of zich
onbetamelijk in den dienst gedraagt, alsmede alle degenen,