87
Art. 26.
Indien zij verhuizen buiten den kring waartoe zij bekooren,
worden zij geacht hun ontslag aangevraagd te hebben
Art. 27.
De bode, de signaalgever en de opzichter van het materieel
stellen zich onder de bevelen van den opperbrandmeesteren
blijven bij brand en oefeningen in diens nabijheid.
HOOFDSTUK V.
Van de brandbluschmiddelen.
Art. 28.
De deuren der bewaarplaatsen van het materieel zijn voorzien
van gelijkwerkende sloten. De opperbrandmeester, de adjunct,
de brand- en onderbrandmeesters, benevens de gemeente
architect en de opzichter van het materieelzijn ieder voorzien
van een op die sloten passenden sleutel.
Bovendien wordt aan een der naaste buren van elke be
waarplaats een sleutel in bewaring gegevenwelke altijd op
eerste aanvrage aan een der bij dit artikel genoemde beambten
moet worden ter hand gesteld.
Bij verhuizing wordt deze sleutel aan den bode uitgeleverd.
Art. 29.
De wagen met reddingstoestellen wordt bediend door een
onderbrandmeester en minstens acht brandgasten.
Deze wagen wordt ten allen tijde bij brand onmiddellijk
op de plaats der ramp aangevoerd.