88
Art. 30.
Art. 31.
Art. 32.
Art. 33.
HOOFDSTUK VI.
Art. 34.
Behalve op den grooten toren zullen ook op andere
door burgemeester en wethouders aan te wijzen openbare
plaatsen handbrandspuiteuextincteurs en reddingstoestellen
voorhanden zijn.
Bij de handbrandspuit op den grooteu toren zijn voorhanden
de noodige lederen en linnen slangen ter lengte van ten
minste dertig meter, benevens klein gereedschap, volgens
aldaar aanwezigen inventaris.
Aan den dienst der handbrandspuiten is verbonden één
onderbrandmeester; de verdere bediening zal geschieden door
personeel, daartoe door den opperbrandmeester aan te wijzen.
In het bureau van politie en in de gasfabriek worden slangen
wagens geplaatst, welke bij eiken brand worden aangevoerd;
de eerste door de beambten der politie, de laatste door het
personeel van de gasfabriek, daartoe bepaaldelijk aangewezen.
Van de oefeningen en inspectiën.
Minstens eenmaal in de twee maanden wordt in tegenwoor
digheid van den opperbandmeester eene algemeene inspectie
der brandspuiten en verdere bluschmiddelen gehouden; de
gemeente-architect woont deze inspectie bij.